Verzadigde vetten horen erbij!

0

Nergens zoveel verwarring over én onzin, dan over voeding. Al decennia is de massavoorlichting in handen van het Voedingscentrum, die onlangs nog liet zien niet gediend te zijn van andere opvattingen. Superfoods, waarvan onmiskenbaar gezegd kan worden dat ze een verrijking zijn van een gevarieerd en gezond voedingspatroon, werden in de ban gedaan. Ze vielen buiten de controle, met als gevolg dat ze werden af geserveerd onder het motto dat niet ‘wetenschappelijk’ was bewezen dat ze gezond zijn.

Omdat het Voedingscentrum de officiële spreekbuis is van de overheid, is het haast niet voor te stellen wat voor impact zijn voorlichting heeft op de voeding van de Nederlander. Bijvoorbeeld wanneer hij naar de huisarts gaat. Daar krijgt hij te horen: “Het is belangrijk dat u gezond eet”. Als de patiënt doorvraagt, moet hij het doen met een slap aftreksel van de Voedingscentrum-mantra: “Minder vet, minder calorieën, minder zout”. Terwijl er zóveel meer en zóveel anders te vertellen valt… De adviezen van het Voedingscentrum worden steeds vaker gewantrouwd, omdat iedereen op straat kan zien dat ze niet ‘werken’. De door het Voedingscentrum aangewakkerde ‘vetvrees’ en ‘light-rage’ hebben mede geleid tot een epidemie van overgewicht.

Nederlanders missen houvast

In 2013 verscheen het boek ‘Gezond met Voedingssupplementen’. Het doel: een compleet antwoord geven op de vraag waarom voedingssupplementen vitaal zijn voor de gezondheid. Die opzet lijkt geslaagd, getuige de recensies en ‘reviews’ (zie www.gezondmetvoedingssupplementen.nl). Maar hoe belangrijk voedingssupplementen ook zijn: een gezond en gevarieerd voedingspatroon blijft de basis. Altijd. Maar hoe doe je dat: gezond eten?

Nieuwste inzichten

Tegen deze achtergrond groeide bij voedingstechnoloog Jac van Dongen en mij het idee: een boek maken dat als het ware vooraf gaat aan ‘Gezond met Voedingssupplementen’. Geen diëten, maar een praktisch boek dat concrete adviezen geeft over gevarieerde voeding, van de vroege ochtend tot de late avond, inclusief de ‘tussendoortjes’. En volgens de nieuwste inzichten. En dat zijn andere inzichten dan het Voedingscentrum ventileert. Dat centrum moet namelijk in de pas lopen van de Gezondheidsraad, die er doorgaans jaren over doet om het eens te worden over nieuwe voedingsadviezen.

Neem de positie van verzadigd vet, dat onder meer te vinden is in roomboter, vlees en eieren. Op de website van het Voedingscentrum wordt de Nederlander nog altijd gewaarschuwd voor verzadigd vet. Wie echter zakelijk kijkt naar de wetenschappelijke bewijslast die nu voorhanden is, kan maar één ding concluderen: de ‘vetvrees’ heeft haar langste tijd gehad.

Slechte inruil

Vanaf begin jaren zestig heeft verzadigd vet een steeds slechtere reputatie gekregen. Je kunt (verzadigde) vetten echter niet ongestraft uit je menu schrappen. Wie dat wél doet, heeft namelijk behoefte aan een alternatief. En daar gaat het mis. Terwijl de inname van verzadigd vet de laatste decennia is afgenomen, is de consumptie van koolhydraten (suikers) gegroeid, onder meer via de lucratieve ‘light’-producten. In de VS bedroeg deze toename zelfs zo’n 25%. Ook de consumptie van onverzadigde vetzuren (vooral linolzuur) is explosief toegenomen, onder andere door de verkoop van ‘dieetmargarines’.

Achteraf gezien was dit voor de volksgezondheid een bijzonder slechte uitruil. Verzadigde vetten zijn vanaf het begin van de evolutie normaal onderdeel geweest van de voeding van de mens. Deze vetten kunnen zelfs niet de bron zijn van de pas echt schadelijke transvetzuren, omdat die juist tijdens verhitting worden gevormd uit meervoudig onverzadigde vetten. Het enige nadeel van verzadigde vetzuren is, dat ze veel calorieën leveren die in geval  van weinig beweging onvoldoende worden verbrand. Maar dat maakt roomboter nog niet ongezond. Het betekent dat we meer moeten bewegen. Koolhydraten, zoals granen en rijst, zijn echter onvervalste dikmakers. Niet alleen geven ze nauwelijks een verzadigingsgevoel, ook leveren ze de glucose die het lichaam aanzet tot de productie van insuline. En deze regelstof helpt bij de opslag van vet.

Nieuw bewijs

Toegegeven: de inname van verzadigde vetzuren met de voeding is verbonden met een bescheiden stijging van het totaal cholesterol in het serum, maar is níet geassocieerd met hart- en vaatziekten. Het inruilen van verzadigde vetten voor koolhydraten, zoals in ‘light’-producten gebeurt, heeft desastreus uitgepakt. Vervanging van verzadigde vetzuren door koolhydraten, en dan vooral die met een hoge glycemische index (GI), is juist wel geassocieerd met een toename van het risico van hart- en vaatziekten.

De ‘vetleugen’ staat al jaren ter discussie, in vele boeken en (wetenschappelijke) artikelen. Dit voorjaar werd het imposante rijtje aangevuld met wat wel eens een klassieker zou kunnen worden. In een groots  opgezet wetenschappelijk overzichtsartikel werden de gegevens geanalyseerd van 49 observationele studies met ruim een half miljoen deelnemers en 27 klinische studies met ruim honderdduizend deelnemers. De conclusie van de onderzoekers: “De huidige gegevens leveren geen duidelijke steun voor cardiovasculaire richtlijnen die een hoge consumptie van meervoudig onverzadigde vetzuren en een laag verbruik van verzadigde vetten aanmoedigen”. Er is eenvoudigweg geen bewijs voor de aanname dat mensen die veel verzadigd vet eten méér hart- en vaatziekten ontwikkelen dan mensen die weinig verzadigd vet tot zich nemen. Daarom moedigen we in ons inmiddels verschenen ‘Eet-Adviesboek’ juist het gebruik aan van de gezonde vetten in de juiste verhouding. En daar behoren zeker ook de verzadigde vetten bij. Daar is niets mis mee. Gedurende de evolutie hebben onze voorouders immers ook altijd deze verzadigde vetten gegeten.

Meer eiwitten

De ‘vetcasus’ is maar één voorbeeld van de achterhaalde stellingnamen van het Voedingscentrum. Over eiwitten is een vergelijkbaar verhaal te vertellen. Ook onze eiwitinname moet omhoog, al was het maar omdat ze net als vetten een verzadigd gevoel geven. Daarnaast is eiwitrijk voedsel (vis, vlees, eieren, noten, peulvruchten) belangrijk voor de spieropbouw, bij jongeren én ouderen. Afgelopen voorjaar nog onderbouwde prof. Lisette de Groot van de Wageningen Universiteit waarom ouderen gebaat zijn bij een hogere eiwitinname. Maar de Gezondheidsraad is nog niet zo ver en houdt het bij haar bescheiden advies van 0.8 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht. Van de officiële instanties hoort u het (nog) niet, maar de verhouding tussen de macrovoedingsstoffen moet zich echt meer gaan ontwikkelen ten gunste van de eiwitten en vetten en met minder koolhydraten/suikers en dus ook minder ‘knutselvoedsel’ (‘light’, margarine).

Bron: Spiegelbeeld september 2014

Comments are closed.